Naast vrienden zijn Björn Koreman en Frank Futselaar ook concurrenten in de strijd om een ticket voor de marathon bij de komende Olympische Spelen. Beiden liepen de olympische limiet, maar het is nog niet duidelijk of beiden ook in Japan zullen lopen. In de nieuwe editie van Runner’s World vertellen ze over hun vriendschap, hun doelen en hun concurrentiestrijd.
Hun vriendschap schoot wortel tijdens een gezamenlijk trainingskamp in 2018 in Drunen, waarna ze in de afgelopen jaren steeds dichter naar elkaar toegroeiden. Rond wedstrijden zorgden ze dat ze bij elkaar op de kamer kwamen te liggen, Koreman werd met zijn bedrijf een van de sponsoren van Futselaar en een jaar geleden leerde Futselaar via Koreman zijn huidige vriendin kennen.
Het is de liefde voor de sport die de twee atleten bindt, al gaat het in hun gesprekken lang niet altijd over hardlopen. Wel vinden ze elkaar in de wijze waarop ze het hardlopen beleven. Aan de ene kant door ¬– ook buiten de trainingen om – heel veel energie in de sport te steken, in de wetenschap dat in het hardlopen niks vanzelf komt aanwaaien, maar evengoed door juist met een zekere ontspanning alles te ondergaan wat hen overkomt.
Die ontspanning is niet los te zien van hun late entree in de atletiek. Die heeft er mede voor gezorgd dat ze tegenwoordig beiden een groot gevoel van dankbaarheid ervaren bij alle mooie dingen die ze dankzij het hardlopen meemaken. Koreman, die pas op 21-jarige leeftijd in aanraking kwam met hardlopen, moet zichzelf bijvoorbeeld nog steeds in de arm knijpen als hij zijn eigen naam terugvindt op de internationale lijst van topatleten die de olympische limiet hebben gelopen, zoals het voor beiden ook als een groot voorrecht voelt dat ze sinds kort de A-status van het NOC*NSF hebben.
‘Frank en ik hebben een andere weg afgelegd dan veel andere atleten,’ zegt Koreman. ‘Voor mij is het bijvoorbeeld nooit een doel op zich geweest om de Olympische Spelen te halen. In plaats daarvan wilde ik gewoon steeds beter worden, maar ik had geen idee waartoe dat zou leiden. In 2018 ben ik mezelf voor het eerst meer gaan focussen op het lopen. Ik heb toen tien weken lang honderd kilometer per week kunnen draaien, daardoor ging ik opeens van 1.09 naar 1.06 op de halve marathon. Toen dacht ik: als ik dit nou eens het hele jaar probeer te doen, wat zou er dan mogelijk zijn? Ik weet in die zin ook nog niet waar mijn plafond ligt, misschien ga ik wel richting 2.08 op de marathon.’
Ook Futselaar heeft in een paar jaar tijd veel moeten inhalen als atleet. Hij stopte pas in de zomer van 2020 met zijn werk als basisschooldocent, om zich volledig toe te leggen op zijn droom om de Spelen te halen. Toch is hij, net als Koreman, niet bepaald jaloers op atleten die al op jongere leeftijd alles opzij hebben gezet voor hun sport. ‘Ik had de dingen die ik vóór mijn hardloopcarrière heb meegemaakt namelijk nooit willen missen. Ik heb bijvoorbeeld echt genoten van de jaren dat ik in Arnhem elk weekend het licht in de discotheek zag aangaan.’ Hij wijst door het raam naar buiten en zegt: ‘Je had hier de Manhattan, daar moest je op donderdag en zaterdag voor twee uur binnen zijn, dan kreeg je voor twee euro vier bier. Vlak voordat alle kratten leeg waren, haalden we snel nog een nieuwe ronde. Dan stond je met van die vier lauwe flessen in je handen.’ Grijnzend: ‘Heerlijk toch?’
Lees het volledige interview in de nieuwe Runner’s World. Het magazine ligt nu in de winkel en is ook online verkrijgbaar.
Posted By
Andre van Kats
Categories
Nieuws